Mijn wiegje…

Die stond in Spoorwijk, Den Haag.
Kind van een Nederlandse moeder en een Brits-Caraïbische vader.

En vanaf mijn achtste kwamen daar de invloeden van mijn Egyptische stiefvader bij.

We verhuisden vaak. Binnen de stad, eruit, er weer in, en leefden samen met mensen van overal – andere talen, ritmes en manieren van doen.

Steeds anders, altijd in beweging.

Voor mij was dat gewoon. Diversiteit was niet bijzonder – het was het leven.

Gevoelsleven…

Als jonge vrouw bewoog ik tussen intens blij en diepbedroefd.
Ik kwam via de huisarts bij maatschappelijk werk, sprak met psychologen en gebruikte een tijd antidepressiva.

Binnen de GGZ werd getoetst op een label – dat voelde voor mij niet passend. Dus zocht ik verder, buiten de vaste paden.

Spiritualiteit werd mijn richting.
Want al van jongs af aan voelde ik een ongeziene wereld, binnen en buiten mezelf.
Ik zag kleuren, beelden en had gedachten die niet als van mij voelden.

Diepe gevoelens bleken geen stoornis, maar een toegang tot bewustzijn.
Ik kijk nu vanuit energie, ervaring en beleving –
waar pijn sporen nalaat, maar ook inzichten brengt.

De vonk…

Als kind keek ik met grote ogen naar de wereld.
Oorlog, armoede, discriminatie – mensen die elkaar opzettelijk pijn doen.
Ik vond het ingewikkeld en pijnlijk.
Soms kreeg ik er nachtmerries van.
En steeds weer die vraag: hoe kan ik helpen?

Misschien moest ik een castingbureau oprichten –
want waar zag je op tv de diversiteit die ik dagelijks om me heen zag?
Of de politiek in, om richting te geven aan sociaal beleid.
Maatschappelijk werker dan? Psycholoog?
Of toch fotograaf – om in beelden te vangen waarvoor ik geen woorden had.

Mijn hart trok naar mensen, en naar de wereld.
Ik koos een studie die internationaal gericht was.
Maar na het eerste jaar viel ik uit en ging werken.

Ondersteuning aan directies en salesteams – vooral in processen van verandering.
Van cultuur en werkwijzen, steeds met oog voor het geheel: mens, proces en bedoeling.

In beweging…

2009 werd een kantelpunt.
Voor de tweede keer zat ik thuis met een burn-out.
Of was het een depressie?

Misschien het gevolg van jarenlang voelen –
van mijn eigen verdriet én dat van anderen –
zonder een manier om het echt te uiten.

Ik was moe.
Maar diep vanbinnen bleef iets gloeien.
Een zacht vuurtje dat fluisterde: je bent er nog.

Samen met de Arbo-arts maakte ik een plan.
De tussenstap: werken in de thuiszorg.
Ik had geen papieren voor verzorgen, dus werd het poetsen.
Broodjes smeren, thee schenken, met een scheut koud water, zodat niemand zijn lippen brandde – en mee voor de boodschappen.

Een dankbare tijd.

Langzaam kwam er lucht.
Op de yogamat terug naar rust. Mijn mojo kwam terug en boeken, documentaires en films raakten me weer. Met een spiegelreflexcamera ving ik mensen in beeld. En ’s Nachts schreef ik – ideeën, flarden, rauwe verhalen. Scenario’s voor wat niet makkelijk gezegd wordt

De drang om te creëren was terug.
En dit wilde ik inzetten voor iets met betekenis.
Voor iets wat raakt.
Voor iets dat helpt.

 

Terug naar de kern…

We leven in een maatschappij die draait om succes.
Presteren, plannen, en de overtuiging dat alles maakbaar is.

Maar het leven begint voor veel mensen met een achterstand.
Onveiligheid, armoede, disbalans, ziekte, discriminatie en uitsluiting –
raken hen al op jonge leeftijd.

Ze moeten vechten voor een plek in een wereld die complex is.
En vaak hard.

Zo raken we verwijderd van onze kern.
Van het innerlijk vuur dat ons richting geeft.

Als die verbinding verloren gaat, ontstaat disbalans.
Stress. Zelfs ziekte.

Ook mijn leven werd gekleurd door periodes van stress en diep verdriet.
Tijdens herstel leerde ik naar binnen kijken.
Te luisteren naar de fluistering van mijn gevoel.

Die inzichten verrijken mijn leven en geven diepte aan wat ik doe.